Bariet Grube Clara


Het Schwarzwald: een oeroud gebied dat adembenemende landschappen combineert met een zeer rijke mijnbouwgeschiedenis en schitterende mineralenvondsten. Al zeker sinds het begin van de 17e eeuw is er op locatie van de Grube Clara gezocht naar deze mineralogische rijkdommen getuige de documenten, maar waarschijnlijk al veel langer, vanaf de vroege middeleeuwen of zelfs vanaf de Romeinse tijd; in ieder geval lang genoeg voor diverse legenden om verteld, herverteld en aangedikt te worden. Zo zou er vroeger de welvarende mijnbouwstad Benau hebben gelegen – zo welvarend zelfs, dat ze hun geloof lieten varen en in plaats daarvan een gouden of zilveren kalf aanbeden dat voor die rijkdommen zou hebben gezorgd. Toen God hierachter kwam heeft hij als straf de stad met de grond gelijk gemaakt en het kalf diep in de ‘Benauer Berg’ verstopt. Sindsdien hebben mijnwerkers hun geluk beproefd om dat kalf terug te vinden.

Al zijn goud en zilver misschien niet langer het hoofddoel, ook tegenwoordig zijn er nog steeds velen die er hun geluk komen beproeven. Menig mineralenverzamelaar komt naar de grote halde om zijn verzameling te verrijken met één van de meer dan 400(!) verschillende soorten die er geïdentificeerd zijn. Maar de Grube Clara is niet alleen bekend vanwege deze vele (micro)mineralen, ook de uitzonderlijk fraaie stukken bariet zijn wereldwijd bekend.

Veelbewogen geologisch verleden

De mijn ligt middenin het prachtige beboste, bergachtige gebied dat typerend is voor het Schwarzwald. Ooit was dit verbonden aan de Vogezen, maar door geologische activiteit zijn deze twee gebieden van elkaar gescheiden geraakt en is de Rijn tussen beide door gaan stromen. Deze zelfde activiteit heeft ervoor gezorgd dat de toppen van het Schwarzwald hoger kwamen te liggen en dat er breuken diep in het gesteente ontstonden. Nadat de bovenste lagen gesteente door erosie verdwenen kon er meer grondwater bij deze spleten komen, waardoor na verloop van miljoenen jaren de welbekende mineralen in de open holtes kristalliseerden. Zo heeft dezelfde geologie die ons dat fantastische natuurgebied heeft gegeven, ook de groei van de schitterende mineralen mogelijk gemaakt.

Het ontstaan van de kristallen

Ondanks de al lange mijnbouwgeschiedenis, waarbij men vroeger op zoek was naar koper, zilver en goud, worden de aanwezige bariet en fluoriet nu met zeer moderne methoden gewonnen. Inmiddels is de diepte waarop men werkt enkele jaren geleden zelfs tot onder zeeniveau gekomen, ruim 900 meter onder de top van de berg! Vroeger werd enige tijd ook aan de oppervlakte gewerkt in de Schwarzenbruch, maar dit gedeelte van de mijn is enkele decennia geleden weer gesloten.

De gangen die worden afgebouwd strekken zich uit over een lengte van 600 meter en zijn in drie delen verdeeld. De barietgang en fluorietgang lopen parallel en zijn genoemd naar hun hoofdbestanddelen; de ‘Diagonaltrum’ heeft deze twee gangen later doorkruist. Elk van deze gangen heeft dus een beduidend andere samenstelling van mineralen.

Verschijningsvormen bariet

Er worden drie hoofdfases onderscheiden (zie hieronder voor een uitleg van de veelgebruikte Duitse benamingen):

  1. ‘Messerspat’: vlakke witte kristallen als gangmateriaal. Komt heel algemeen voor als massieve massa’s, relatief weinig als goed gevormde stukken.
  2. ‘Honigspat’: licht- tot bruingele kristallen, vaak doorschijnend of matig transparant. Vrij zeldzaam, als vlakke, blokkige of tabulaire kristallen, zelden ook in Meißelspat-vorm.
  3. Welbekende ‘Meißelspat’: bariet in de meest uiteenlopende vormen en kleuren, van minuscuul tot decimeters groot. In allerlei kleuren, meestal helder of transparant met dijkwijls zonering, fantomen en insluitingen.

Stukken die bestaan uit een combinatie van twee van de drie vormen zijn vrij algemeen, maar stukken waarin ze alle drie samen voorkomen zijn behoorlijk zeldzaam.

Dankzij de omvang van de mineralisatie, zowel in de lengte als diepte, waren er verschillen in temperatuur, druk, concentratie van de opgeloste elementen, doorstroomsnelheid van het grondwater, enzovoorts. Dankzij die verschillen was het mogelijk dat één en hetzelfde mineraal op zoveel verschillende manier kon groeien.

Grotere kristallen met fantomen en kleurzonering laten zien dat er geruime tijd over de vorming van deze kristallen heen ging, waarbij de samenstelling van het grondwater steeds weer varieerde. Verdeeld over de enorme hoogte van de ertsgangen waren er duidelijke verschillen in druk, temperatuur en concentratie van de opgeloste elementen, waardoor

Bijnamen

Zoveel verscheidenheid aan vormen en kleuren leidt automatisch tot allerlei bijnamen.

  • Messerspat: ‘messenspaat’; bariet van de eerste generatie die door zijn vlakke, spits toelopende vorm doet denken aan een mes.
  • Honigspat: ‘honingspaat’; tweede generatie bariet met een typische honingkleur. Elders is deze term verwarrend genoeg ook in gebruik voor fluoriet met eenzelfde goudgele kleur.
  • Meißelspat: ‘beitelspaat’; bariet van de derde generatie, genoemd naar de puntige kristalvorm die doet denken aan de vorm van een steenbeitel.
  • Walmdach-vorm: een kristalvorm die veel weg heeft van de typische schilddaken die de kenmerkende Schwarzwald-boerderijen hebben.
  • Schwerspat: ouderwetse term voor het mineraal bariet (‘zwaarspaat’), naar zijn kenmerkende hoge dichtheid. Nog altijd veel in gebruik.
  • Sauzahne: ‘varkenstanden’; taps toelopende barietkristallen, vaak slechts tot een cm of 2. In grote hoeveelheden gevonden op Sohle 10.2 rond 1992.
  • 76er-Baryt: van 1976 tot ’78 werden grote, met elkaar verbonden holtes gevonden op Sohle 9.0 met kenmerkende goedgevormde kristallen in Meißel-vorm met vaak prachtige zonering.
  • Schwarzen Peter: zwarte, soms zelfs enigszins paarse, dunne vlakke puntige barietbladen. Deze ‘zwarte pieten’ worden tot de 76er stijl gerekend en werden in 1978 in de laatste holtes van dit type gevonden.
  • Elfnuller-Baryt: typische platte blokkige barietkristallen die rond 1997 gevonden werden op de Sohle 11.0.